spelregels

spelregels

Curling wordt gespeeld op een ijsbaan met aan beide uiteinden een cirkel die 'het huis' wordt genoemd. Een baan is ongeveer 42 meter lang en 5 meter breed.

 

Er staan verschillende lijnen op de baan.

* Hoglines:

-de speler moet de steen voor de 1ste hogline loslaten anders wordt deze uit het spel genomen.

-de steen moet over de tweede hogline tot stilstand komen.

* Backlines: stenen die voorbij deze lijn stoppen tellen niet meer mee.

 

De rubberen voetsteunen van waaruit elke steen wordt gespeeld, heten 'hacks'. Vanuit de hack glijdt de speler met de curlingsteen voor zich uit naar voren, waarbij de speler zich uitstrekt tot de slidingpositie.

 

Het curlingijs wordt op een speciale manier geprepareerd. Het wordt voorzien van een pebble, een soort druppeltjes op het ijs. De pebble vermindert het contactoppervlak tussen steen en ijs. Zonder pebble zou een steen (19,1 kilogram massief graniet) nauwelijks doorglijden.

 

Een curlingwedstrijd wordt gespeeld door 2 teams van 4 spelers. Elke speler gooit per end 2 stenen. In totaal worden er -om en om door beide teams- dus 16 stenen gespeeld per end.

Een wedstrijd bestaat meestal uit 8 ends. Behalve bij EK's, WK's en de Olympische Spelen, dan worden per wedstrijd 10 ends gespeeld. Zo'n wedstrijd van 10 ends duurt gemiddeld 2,5 uur.

 

Na ieder end wordt gekeken welke kleur steen het beste ligt, dat wil zeggen het dichtste bij het midden van het huis. Deze steen levert een punt op. Er is dus altijd maar één team per end dat punten krijgt. Is de volgende steen van dezelfde kleur, dan levert die steen ook een punt op. Het tellen houdt op wanneer de volgende steen die het beste ligt van de tegenstander is. De kleuren van de cirkels op het ijs hebben geen waarde. Het huis heeft alleen maar verschillende kleuren zodat het makkelijker is om met het blote oog te beoordelen welke steen beter ligt. Mocht dat toch niet goed zichtbaar zijn met het blote oog, dan is er een meetinstrument waarmee exact bepaald kan worden welke steen beter ligt.

 

Het team dat na 8 (of 10) ends de meeste punten scoorde wint de wedstrijd.

 

We hebben het altijd over gooien, maar eigenlijk wordt de steen over het ijs geschoven. Hij komt niet los van het ijs. Door de handle (het handvat) op de steen een kleine draai naar links of rechts te geven bij het gooien, krijgt de steen zijn curl.

De curl is de afwijking van de rechte lijn. Als de snelheid van de steen begint af te nemen, ontstaat de afbuiging. Een steen die met een draai met de klok mee is gespeeld, zal naar rechts afbuigen, een steen die met een draai tegen de klok in is gespeeld, naar links.

 

Een essentieel onderdeel van het curlen is het vegen. Maar waar is het goed voor? Welk heeft effect heeft het vegen? Door de bezem snel heen en weer en met veel druk over het ijs te bewegen, ontstaat wrijvingswarmte en smelt het ijs lichtjes. Er vormt zich een dun filmpje water tussen de steen en het ijsoppervlak, een soort aquaplaning. Zo vermindert de wrijving tussen de steen en het ijs, waardoor de steen langer zal doorglijden en het moment waarop de steen gaat curlen, wordt uitgesteld. Een goed veegteam krijgt een steen wel twee tot drie meter verder. Om goed (en een hele wedstrijd lang) te kunnen vegen, is een sterke conditie nodig.

 

Een belangrijk onderdeel van het curlen is de strategie waarmee een end wordt opgebouwd. De aanvoerder van het team, de skip, bepaalt de strategie, de tactiek.

 

officiele spelregels WCF: http://www.worldcurling.org/rules-and-regulations-downloads